Totaal verschillend
‘Ik werk zo’n veertig jaar voor de Rijksoverheid. Na mijn studie cultuurtechniek ging ik naar de Dienst Landelijk Gebied van het ministerie van Landbouw als technisch medewerker ruilverkaveling. Maar ik raakte steeds meer betrokken bij de begroting van de dienst en, weer later, bij de aanbestedingen van civiel technische projecten.
Na de Enquête Bouwnijverheid in 2002, waarbij het parlement fraude in de bouwsector onderzocht, nam ik deel aan de werkgroep die de aanbestedingsreglementen moest aanpassen om fraude in de toekomst te voorkomen. Ik kreeg steeds meer kennis van de regels zelf, een ideale combinatie met mijn praktijkervaring bij aanbestedingen. Via een detachering werkte ik vervolgens bij Defensie mee aan de aanbesteding van de Kromhoutkazerne – het nieuwe hoofdkwartier van de Landmacht op de plek van het voormalig fort Vossegat van de Hollandse Waterlinie.
Dat is zo mooi aan de overheid: bij Landbouw werkte ik aan zaken als het behoud van uiterwaarden, bij Defensie ging het om bakstenen. Twee totaal verschillende onderwerpen, maar bij allebei is mijn kennis en ervaring nuttig.
Balans vinden
In 2012 werd ik senior adviseur inkoop en aanbestedingen bij het Rijksvastgoedbedrijf. We zorgen er dus onder andere voor dat ambtenaren een goede werkplek hebben. Een geweldige baan waarin ik bezig ben met de markt en de overheid.
Wij zorgen ervoor dat de overheid en een marktpartij goed kunnen samenwerken en het product neerzetten dat wij zoeken. Dat maakt het werk spannend: de overheid krijgt het beste product dat er is, de marktpartij die er iets aan verdiend en zijn creativiteit kan gebruiken. Voor elk project is dat evenwicht anders. Een gevangenis moet aan andere eisen voldoen dan een museum en een koninklijk paleis is weer een totaal ander soort pand dan een militaire kazerne. Dat maakt mijn werk zo veelzijdig.
Kick
Mensen denken vaak dat inkopers bij de Rijksoverheid alleen denken aan rechtmatigheid – klopt het volgens de regeltjes? Maar we kijken ook naar doelmatigheid – kan een product doen waarvoor het bedoeld is? Neem de tijdelijke Rechtbank Amsterdam. Dat gebouw moet er vijf jaar staan zodat de rechters hun werk kunnen doen terwijl het hoofdgebouw van de Rechtbank zelf wordt vernieuwd. De president van de Rechtbank wilde een representatief pand, want rechters kunnen moeilijk vanuit een portocabin recht spreken. Tegelijk moest het een duurzaam pand zijn: de aannemer die het bouwt, moet het straks ook weer uit elkaar halen en materialen kunnen hergebruiken. Het tijdelijke gebouw overtreft de verwachtingen van de rechtbank en van onszelf. Ik krijg er een kick van als mijn werk kan bijdragen aan zo’n mooi resultaat in een balans tussen rechtmatigheid en doelmatigheid.’